Box 3-heffing in strijd met eigendomsrecht?
Actualiteit | 18 februari 2016
Met de sterke daling van de rente op spaarrekeningen, neemt de kritiek op de vermogensrendementsheffing in de inkomstenbelasting toe. Zeker nu de rente veelal lager is dan de belastingheffing over het vermogen, wordt de roep om aanpassing steeds groter. Er lopen inmiddels diverse juridische procedures over de houdbaarheid van de vermogensrendementsheffing. In een daarvan heeft de adviseur van de Hoge Raad, de Advocaat-Generaal, geconcludeerd dat deze heffing in strijd is met het eigendomsrecht in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De box 3-heffing zou daarom moeten worden beperkt.
Bij de invoering van box 3 in 2001 werd deze ook wel betiteld tot ‘pretbox’, met een vast, laag rendement van slechts 4% dat voor iedereen haalbaar was en een laag tarief van 30%. Effectief een heffing van 1,2% van het vermogen. Inmiddels is de ‘pret’ echter wel uit de box, zeker voor spaarders geldt dat het al enige tijd niet meer mogelijk is om überhaupt genoeg inkomsten uit de spaarrekening te halen om de box 3-heffing mee te voldoen. Uit ongenoegen daarover zijn en worden diverse juridische procedures gevoerd over de houdbaarheid van de box 3-heffing, tot aan ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, aan toe.
Het resultaat tot nu toe is dat op kleine onderdelen door de Hoge Raad aanpassingen zijn aangebracht. Zo geldt voor woningen in box 3 een bijzondere waarderingsmaatstaf gebaseerd op de WOZ-waarde. Voor woningen die worden verhuurd in de gereguleerde sector blijkt die waarde echter veelal te hoog. In april 2015 heeft de Hoge Raad daarom toegestaan dat als het verschil meer dan 10% is, in box 3 mag worden uitgegaan van de werkelijke heffing. De box 3-heffing als geheel werd daarbij echter niet aangetast.
Einde aan box 3?
Op 16 februari 2016 is een nieuw advies van de Advocaat-Generaal aan de Hoge Raad gepubliceerd. De Advocaat-Generaal is ervan overtuigd dat, in afwijking van zijn eerdere mening, de box 3-heffing toch in strijd is met art. 1 van het Eerste Protocol van het EVRM, het recht op ongestoord genot van eigendom. Een belastingheffing op vermogen die zo hoog is, dat de inkomsten uit dat vermogen onvoldoende zijn om de belasting mee te betalen, is in strijd met dat recht. Daarom zou de box 3-heffing moeten worden aangepast.
Tussenoplossing: vermindering van box 3-heffing?
De Hoge Raad kan wetgeving echter niet aanpassen. Dat is immers de taak van de wetgever, niet van de rechtspraak. Wel kan de Hoge Raad de wetgever oproepen om de wet te veranderen. Het advies aan de Hoge Raad is nu dan ook om dat te doen. Daarnaast dient de Hoge Raad wel in individuele gevallen de onredelijke gevolgen van de wetgeving te corrigeren. Volgens de Advocaat-Generaal houdt dat in dat de Hoge Raad moet zorgen dat burgers niet méér box 3-heffing hoeven te betalen dan dat zij aan inkomsten uit het belaste vermogen halen. Voor spaarders zou dat, gelet op de lage rentestanden, betekenen dat zij een deel van de belasting moeten terugkrijgen.
Belang voor de praktijk
De Hoge Raad moet nu met een oordeel komen in deze procedure. De conclusie van de Advocaat-Generaal wijkt af van de eerdere beslissingen van de Hoge Raad. Het is goed mogelijk dat de Hoge Raad tot een ander oordeel komt. Daarop kan al vooraf worden ingespeeld. Voor spaarders gebeurt dat al automatisch. Er loopt namelijk een zogenaamde procedure massaal bezwaar over de belastingheffing op spaargeld. De uitkomst daarvan geldt automatisch en voor iedereen, zodat in verband daarmee geen actie is vereist. Voor ander, laag-renderend vermogen kan het evenwel lonen om bezwaar te maken tegen uw aanslag. Uw adviseur kan voor u nagaan of dat in uw situatie zinvol is.
Auteur
Joyce Bertens
