Fiscale eenheid over de grens verruimd
Actualiteit | 12 mei 2016
In 2014 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat Nederland voor de vennootschapsbelasting een fiscale eenheid moet toestaan tussen in Nederland gevestigde zustervennootschappen met een buiten Nederland maar in de EU gevestigde moedermaatschappij. Ook een Nederlandse grootmoeder en kleindochtervennootschap, gehouden via een buitenlandse (maar wel EU-)vennootschap, moeten een fiscale eenheid kunnen aangaan. Volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moet deze mogelijkheid verder worden verruimd tot landen waarmee Nederland een belastingverdrag met non-discriminatiebepaling heeft gesloten.
Door het aangaan van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kunnen onder meer positieve resultaten van een vennootschap worden verrekend met negatieve resultaten van een andere vennootschap. Over onderlinge transacties wordt ook geen winst gerekend. Dat zijn enkele voordelen van een fiscale eenheid.
Let op
Een fiscale eenheid heeft ook nadelen. Zo kan het effectieve belastingtarief stijgen, bijvoorbeeld omdat maar één keer gebruik gemaakt kan worden van het 20%-tarief over de eerste € 200.000 aan winst. Ook zijn de vennootschappen in de fiscale eenheid over en weer aansprakelijk voor de belastingschulden. Raadpleeg voor het aanvragen van een fiscale eenheid daarom altijd uw adviseur.
Fiscale eenheid over de grens
Een fiscale eenheid is alleen mogelijk tussen Nederlandse vennootschappen of Nederlandse vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen. Europese regels eisen echter dat de fiscale eenheid ook mogelijk is als de band tussen de opgenomen Nederlandse vennootschappen via een in de EU gevestigde vennootschap loopt. Dat was reden voor de staatssecretaris om een wetsvoorstel in te dienen om de Nederlandse regels aan te passen.
Verruiming tot buiten de EU gevestigde vennootschappen
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft nu bepaald dat het ook mogelijk is om een fiscale eenheid aan te gaan als de band tussen de Nederlandse vennootschappen loopt via een buiten de EU gevestigde vennootschap. In de situatie in de hofuitspraak gaat het om een groep met in Israël gevestigde vennootschappen. In het belastingverdrag met Israël staat een bepaalde non-discriminatiebepaling, die er volgens het hof ertoe leidt dat in die situatie een fiscale eenheid kan worden aangegaan. Op grond van die bepaling moet Nederland namelijk dezelfde voordelen bieden aan belastingplichtigen uit Israël, als Nederland aan belastingplichtigen in andere landen biedt. Een soortgelijke bepaling staat ook in de belastingverdragen met veel andere landen, waarvoor deze uitspraak dan ook op zou moeten gaan.
Let op
Het ministerie van Financiën kan nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad tegen deze uitspraak. Het is dan afwachten wat de Hoge Raad ervan vindt. Wie zich in een vergelijkbare situatie bevindt en een fiscale eenheid wil aangaan, doet er dan wel goed aan alvast de fiscale eenheid aan te vragen met een beroep op de hofuitspraak. Een fiscale eenheid kan met drie maanden terugwerkende kracht worden aangevraagd.
Naast de acute gevolgen voor belastingplichtigen, zal het ministerie zich ook moeten beraden op het aanhangige wetsvoorstel. Dat voorstel beperkt de mogelijkheden immers tot EU-situaties, wat volgens het hof te beperkend is.
Auteur
Joyce Bertens
